Jeanine Hennis Plasschaert

MAAK VAN JE AMBITIEUZE HART GEEN MOORDKUIL

Nooit eerder zat in Nederland een vrouw op de stoel waarop Jeanine Hennis-Plasschaert inmiddels alweer een jaar zit. Over het feit dát ze de functie van minister van Defensie ambieerde, had ze zich al eens openlijk uitgesproken. Dat was het gevolg van een leerproces, legt ze uit aan People at Work. Want de eerdere functies in haar carrière zocht zij meestal zelf niet, die zochten haar.

Op de vraag of ze iedere carrièrestap vooraf even bewust gewild had als haar huidige ministerspost, geeft ze een onverwacht antwoord. “Nee, bepaald niet. Mijn carrièrepad kent een avontuurlijk verloop. Veel functies had ik van tevoren niet precies zo bedacht. Maar dat betekent niet dat ze geheel op toeval berusten. Ik heb geleerd dat je bepaalde stappen in je carrièreverloop later pas bewust kunt plaatsen. Ergens in je hoofd stuur je dus wel degelijk mee op het moment dat je een ogenschijnlijk verrassende keuze maakt.”

Je liep al heel jong stage bij de Europese Commissie, was later lid van het Europees Parlement en vervolgens van de Tweede Kamer. Welke periode was belangrijk voor jouw vorming?

In het bijzonder de tijd dat ik namens de Europese Commissie werd uitgezonden naar Letland. Dat was mijn wens, want de Baltische staten fascineerden me. Letland was druk bezig om zich los te worstelen van de Sovjetoverheersing en een EU-land te worden. De enorme drive om vooruit te komen, sprak me erg aan. Een gunstige bijkomstigheid was bovendien dat de kar voornamelijk door jonge vrouwen werd getrokken. Wat samenhing met het alcoholprobleem dat bij vrij veel mannen speelt. Voor mij was dat heel prettig omdat ik zodoende als jonge vrouw van 23 jaar niet opviel. Ik kon vrijuit werken en de ervaringen die ik opdeed, hebben me politiek bewust gemaakt.

De Letse periode was een vruchtbare en inspirerende, maar omdat Hennis haar horizon verder wilde verbreden, besloot ze terug in Nederland de overstap naar het bedrijfsleven te maken. De private sector trok haar altijd al en ze solliciteerde bij KPMG. Daar zou ze als consultant met haar specifieke kennis van de organisatie en werking van Europese instellingen, van 2000 tot 2002 haar toegevoegde waarde leveren. Maar de politieke interesse die in Letland bij haar was gewekt, borrelde op. Ze werd lid van de VVD en solliciteerde niet lang daarna op een advertentie die haar toevallig onder ogen kwam en waarin een politiek-assistent voor een Amsterdamse VVD-wethouder werd gezocht. “Werken in Amsterdam, waar ontzettend veel gebeurt, leek mij dé plek om de lokale politiek beter te leren kennen, dus zonder enige ervaring op dat vlak solliciteerde ik en werd ik na een gesprek met een wederzijdse klik, aangenomen.”

Opnieuw bleek haar kennis van Europa haar paspoort naar een nieuwe functie. Maar uiteindelijk zou ze via de lokale politiek toch weer de sprong naar Europa maken. “Ik miste het internationale en stelde mij namens Amsterdam kandidaat voor een zetel in het Euro Parlement. Ik wilde daar een rol spelen omdat de Nederlandse belangen totaal verknoopt zijn met die van de landen om ons heen.”

Waarom koos je er, gezien je internationale gerichtheid, voor om Brussel weer te verruilen voor Den Haag?

Na de val van Balkenende IV werd mij gevraagd of ik niet geïnteresseerd was om mij verkiesbaar te stellen voor de Tweede Kamer. Ik werd door dat verzoek overvallen, maar besloot ‘ja’ te zeggen, omdat ik wist dat ik moest gaan knokken voor de VVD. We stonden als partij namelijk historisch laag in de peilingen. Ik was ervan overtuigd dat ik echt iets kon bijdragen aan het weer op de rit zetten van de VVD.

Toen viel Rutte I en kreeg je van de premier het telefoontje of je minister van Defensie wilde worden. Een pittig departement.

De bezuinigingen hebben er bij Defensie heel hard ingehakt. In enkele jaren moet de krijgsmacht met een kwart krimpen. Bij mijn aantreden zijn we daarom vorig jaar begonnen met het structureel op orde brengen van de financiën. Dat lukt alleen als er niet steeds weer nieuwe taakstellingen door nieuwe regeringen worden opgelegd. Maar dat maakt uiteraard ook weer nieuwe keuzes noodzakelijk. Het afgelopen jaar heb ik daarom bestempeld als een jaar van herijken en knopen doorhakken. Zo hebben we bijvoorbeeld definitief besloten om de F16 te vervangen door de JSF. Daarnaast hebben we de richting bepaald voor een toekomstbestendige krijgsmacht. Dat laatste vraagt iets van politiek én samenleving. Namelijk het besef van de waarde van defensie. Want een krijgsmacht heb je in een achternamiddag afgebroken, maar het duurt eindeloos voordat je hem weer hebt opgebouwd.

Vind je dat je met de krimpende krijgsmacht nog een goede bijdrage kunt leveren aan internationale missies in bijvoorbeeld Mali?

Jazeker. Vorig jaar hebben we de ambitie in balans gebracht met de beschikbare middelen en keuzes gemaakt in welke missies we ingezet willen worden. We kiezen dus primair voor kwaliteit en niet voor kwantiteit en hebben daardoor nog steeds slagkracht. We richten ons nu alleen op een efficiëntere inzet daarvan.

Hoe wordt bepaald waar we onze troepen inzetten? Waarom bijvoorbeeld niet in Syrië, waar zich momenteel een humanitaire ramp voltrekt?

Omdat er geen mandaat is. We zijn een fantastisch land, maar geen Amerika. Ik formuleer het in mijn speeches wel als ‘we are a small country, but with a history of global presence’. We kunnen dus wel degelijk iets, maar niet naar Syrië gaan om daar de zaken eigenhandig even op orde te brengen. Daar moet eerst internationale draagkracht voor ontstaan in een complex speelveld van vaak strijdige internationale belangen. Het vraagstuk Syrië is bovendien uniek, want buitengewoon complex en inderdaad een humanitair drama. Nederland is helaas niet in staat om geheel zelfstandig te interveniëren, zoals de Fransen dat bijvoorbeeld hebben gedaan in Mali. Nederland kan daarentegen alleen optreden in coalitieverband met bondgenoten. Maar Syrië heeft zeker de aandacht, want het drama daar is nog allerminst opgelost. Hoewel het afvoeren van chemische wapens wel een eerste stap is.

Voor het belang van de krijgsmacht lijkt in Nederland tegenwoordig minder oog te zijn. Waarom is dat een slechte zaak?

Omdat Defensie dient in het belang van de Nederlandse vrijheid, veiligheid en welvaart. De krijgsmacht is, dat vergeten we weleens, alleen voor de veiligheid binnen Nederland al essentieel. Een derde van onze krijgsmacht wordt hier dagelijks ingezet ten behoeve van onze nationale veiligheid. Denk aan opruimingsdiensten, duikteams en de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast zijn onze belangen helemaal vervlochten met die van de omliggende landen. Nederland is als geen ander gebaat bij stabiliteit in de omliggende landen, vanwege onze handels- en energiebelangen. Ook pakt onze krijgsmacht haar positie op het terrein van bijvoorbeeld internationale mensenrechten.

Waarom is werken bij defensie een goede carrièrestap?

Een van de belangrijkste redenen is dat het je vormt. Als militair krijg je vaak al op jonge leeftijd veel verantwoordelijkheden. Het komt dus regelmatig voor dat jonge mensen al een grote groep aansturen. Personeel dat na een aantal jaren Defensie verlaat, vindt door die ervaringen ook vrij gemakkelijk een nieuwe baan.

Zou de dienstplicht misschien niet heringevoerd moeten worden?

De dienstplicht is nooit opgeheven, alleen opgeschort. Door de opschorting is de automatische link die er altijd was tussen samenleving en krijgsmacht helaas een beetje doorbroken. Gezien wat ik zojuist zei over het belang van ons leger, is het goed om de structurele link tussen maatschappij en defensie weer vorm te geven.

Heb je een idee hoe je die betrokkenheid vanuit de samenleving wilt bevorderen?

Momenteel proberen we de link tussen krijgsmacht en samenleving te versterken door middel van ons reservistenbeleid. Zo laten we mensen uit het bedrijfsleven, die soms over unieke capaciteiten beschikken, tijdelijk een functie bij Defensie vervullen. Aanvankelijk zijn werkgevers soms wat huiverig om hun werknemer enkele maanden af te staan, maar als ze dat eenmaal geprobeerd hebben zijn ze razend enthousiast. Ze krijgen namelijk een werknemer terug die   ergens ter wereld een unieke ervaring heeft opgedaan en die ervaring weer meeneemt naar zijn werkgever. Reservisten versterken ons in allerlei functies en worden intern goed opgeleid voor hun taak. Overigens kan iedereen zich als reservist laten oproepen, daarvoor hoef je geen eerdere dienstplicht te hebben vervuld.

Wat zou je onze lezers nog mee willen geven?

Iets dat ik leerde toen ik bij de Europese Commissie werkte, namelijk: maak van je ambitieuze hart geen moordkuil. Durf open te zijn over wat je wilt. En vecht daar ook voor, want je krijgt waardevolle dingen nooit zomaar cadeau.

Auteur: Baart Koster