Royal Haskoning

OP WEG NAAR VOLLEDIGE HARMONIE

Op 1 januari 2013 fuseerden de advies- en ingenieursbureaus Haskoning en DHV tot RoyalHaskoningDHV, en werden daarmee de tweede speler in de Nederlandse markt. In het kielzog werd door de besturen besloten om de pensioenfondsen van de gefuseerde ondernemingen samen te brengen in een multi-ondernemingspensioenfonds (opf). Hoe komt zo’n complex besluit tot stand en hoe tuig je een multi-opf op?

People at Work sprak vier van de acht bestuursleden op het mondiale hoofdkantoor van RoyalHaskoningDHV in Amersfoort. Henk Liekens, Johan Krijgsman en Henriëtte de Lange zijn lid van het Dagelijks Bestuur van de Stichting Pensioenfonds HaskoningDHV. Henriëtte is voorzitter van het bestuur. Hedwig Peters is bestuurslid en tevens lid van de Beleggings Advies Commissie en voorzitter van de Risico Advies Commissie. Er zijn al flinke stappen gezet, begint Liekens. “Na de formele fusie van de bedrijven, ruim twee jaar geleden, werden we qua omvang in één klap Nederlands tweede ingenieursbureau, na Arcadis. Haskoning en DHV hadden ieder hun eigen pensioenfonds, Stichting Pensioenfonds Haskoning en Stichting Pensioen-fonds DHV. Beide voerden een vergelijkbare regeling uit, maar er waren ook grote verschillen. Zo had het fonds van Haskoning een herverzekerd contract dat eind 2014 expireerde, terwijl het DHV fonds zijn kapitaal-opbouw in eigen beheer deed. Bovendien was er qua financiële positie ook een duidelijk verschil. Bij een garantiecontract, dat het fonds Haskoning had lopen, heb je nooit een tekort, het is altijd minimaal 100 procent. Terwijl het fonds DHV in een situatie van een reservetekort zat.”

Na de fusie hebben de sociale partners als onderdeel van een harmonisering van de arbeidsvoorwaarden gewerkt aan een nieuwe pensioenregeling. Die pensioenregeling moest per 1 januari 2015 ingaan. “Die datum was gekozen omdat die volgde op de dag dat het garantiecontract van pensioenfonds Haskoning zou aflopen”, aldus Liekens. “Ten behoeve van het ontwikkelen van de nieuwe regeling hebben de sociale partners eind 2012 een werkgroep opgericht waarin ook de voorzitters van de beide pensioenfondsen zitting hebben genomen.”

In grove lijnen is twee jaar aan de nieuwe pensioenregeling en de fusie van de fondsen gewerkt, haakt Krijgsman in. “Het eerste jaar stond in het teken van een verkenning in de stuurgroep. Er is toen gekeken naar hoe we de pensioenregeling vorm zouden geven en wat voor uitvoeringsmodel daarbij zou passen. We hebben toen alles nog eens doorgelicht en nagedacht over vragen als: willen we nog een ondernemingspensioenfonds of gaan we het op een andere manier vormgeven? En: willen we verzekeren en kunnen we herverzekeren of willen we ons aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds? En uiteraard moest er daarna in het tweede jaar juridisch en organisatorisch veel ingeregeld worden en moesten de benoemingen in de besturen, het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie plaatsvinden.”

Waarom hebben jullie ervoor gekozen om als ondernemingspensioenfonds verder te gaan?

Krijgsman: Onze conclusie was dat aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds niet paste gegeven de eigenheid van een ondernemingspensioenfonds. Het maatwerk dat we kunnen leveren in de regeling en ook in de serviceverlening, werd gewaardeerd. Vanwege de door Henk genoemde verschillen tussen de pensioenfondsen, kozen wij ervoor om de nieuwe regeling onder te brengen in één nieuw pensioenfonds maar met gescheiden vermogens. Zo kwamen we tot het besluit om beide fondsen te laten fuseren in een multi-opf, een vorm die ook ruimte laat voor de verschillen tussen de pensioenregelingen zoals die er nu nog zijn. Dat besluit is begin 2014 genomen en er is toen ook een driepartijenconvenant afgesloten tussen de beide fondsbesturen en de onderneming waarin de onderlinge afspraken en uitgangspunten met betrekking tot dit nieuwe pensioenfonds werden vastgelegd.

Er waren dus al de nodige knopen doorgehakt. Hoe viel de keuze qua bestuursvorm uit?

Krijgsman: We vormen een paritair bestuur van acht bestuurders. Dat bestaat uit drie bestuursleden van ieder van de voormalige fondsen: een lid namens de gepensioneerden, een lid namens de deelnemers en een lid namens de werkgever. Daarnaast zijn er twee externe bestuursleden gezocht: een voorzitter (als bestuurslid namens de werkgever) en een deskundige op het gebied van beleggingen en risicomanagement (als bestuurslid namens de werknemers). De “zoektocht” -aan Partners at Work uitbesteed- heeft uiteindelijk geleid tot de benoeming van Henriëtte de Lange en Hedwig Peters. Wij denken dat dit de meest evenwichtige bestuursvorm is voor het multi-opf. Die evenwichtigheid komt ook terug in de besluitvorming. Belangrijke besluiten dienen met een meerderheid van minimaal 75 procent te worden genomen. Ieders belangen in deze paritaire bestuursvorm zijn daarmee geborgd.

Hedwig, wat was voor jou als extern bestuurslid de aanleiding om tot dit bestuur toe te treden?

Peters: Door mijn werk als bestuurder bij  het pensioenfonds SABIC-ip ben ik een beetje bekend met  de prettige samenwerking met technisch geschoolde ingenieurs. Maar mij trok het multi-opf het meeste aan. Ik vind het boeiend om te leren hoe je die geharmoniseerde eenheid krijgt waaraan we momenteel zo hard werken. Waar loop je tegenaan bij het optuigen van een multi-opf? Want je praat over een heel specifieke problematiek. Dat prikkelt mij. Verder lijkt het op de APF-vorm en is het dus heel interessant om aan mee te mogen werken.

Tegen welke problemen loop je aan?

Peters: Momenteel hebben we te maken met het nieuwe FTK waaraan we moeten voldoen, gekoppeld aan een aantal inrichtingsvraagstukken door de set-up van het pensioenfonds. Daarnaast hebben we te maken met de extreem lage rente en het feit dat het garantiecontract afloopt. Dat moet goed afgehandeld worden. Voldoende uitdagingen dus. In die lastige beleggingsomgeving moeten we opereren.

Als nieuwe voorzitter moet jij, Henriëtte, er een rol in spelen om de verschillende bloedgroepen bij elkaar te krijgen om zo ook culturele harmonisering tot stand te brengen. Is dat lastig?

De Lange: Het is, juist omdat emoties hier een rol in spelen, een verstandige keuze geweest om twee buitenstaanders in het bestuur te benoemen. Want als buitenstaanders kennen wij de gewoontes en beleving die bij de twee bedrijfsculturen horen niet. Op bepaalde vragen weet de rest van het bestuur mijn antwoord inmiddels ook al, omdat men weet dat ik niet naar het verleden maar naar de toekomst kijk. Ik houd me niet bezig met de vraag of iets des Haskoning’s of des DHV’s is. Het enige dat relevant is, is de toekomst. Wat uiter-aard niet wil zeggen dat ik het verleden compleet negeer. Ik weet inmiddels min of meer waar de gevoeligheden liggen en als het nodig is praat ik daar ook over. Maar bij het vormgeven van het beleid zit ik er bovenop om te zorgen dat er geen verleden discussies maar toekomst discussies gevoerd worden.

Jullie zijn nu een aantal maanden met elkaar onderweg. Kun je al eerste bevindingen of resultaten delen?

De Lange: Ik moet zeggen dat ik blij ben dat de bestuursleden allemaal de mentale switch gemaakt hebben. Wel merk ik dat juist de omgeving het soms nog wat lastig vindt. Maar het bestuur zelf heeft de slag al gemaakt en beseft: ‘wij zijn het nieuwe bestuur en wij bestieren het multi-opf’. In die dynamiek hoor ik een “Haskoninger” een “DHV-issue” verdedigen en vice versa. Wat ook helpt is dat dit bestuur mooi complementair is samengesteld, we vullen elkaar qua kennis en competenties uitstekend aan. Daar komt ons gezamen-lijke enthousiasme nog bij; dit nieuwe bestuur gaat er echt voor.

Waar gaan jullie de komende tijd aan werken?

De Lange: Voor 1 juli willen we veel realiseren. Momenteel zijn we volop bezig om aan het nieuwe FTK te voldoen en het beleid te formuleren dat daarbij hoort. Maar ook met het wegwerken van de laatste open eindjes van de fusie. Zorgen dat alles juridisch, maar soms ook praktisch ingeregeld is. Daarnaast is er het aflopende garantiecontract waarover onderhandeld wordt. Het zal nog wat voeten in de aarde hebben voor dat goed is afgehecht. Dat geeft nu nog gevolgen voor deelnemers die we graag anders zouden willen. Nu moet iemand met vragen over het pensioen dat is opgebouwd in het garantiecontract bellen met de verzekeraar. Voor de pensioenopbouw vanaf 1 januari kan diezelfde deelnemer zijn vragen wel stellen aan ons pensioenbureau. Dat is lastig voor de deelnemer, maar dat kan op dit moment niet anders. Als we na de zomer veel zaken voor elkaar hebben, gaan we kijken hoe we het fonds verder gaan inrichten en kiezen we onze stip op de horizon.

Kunnen jullie eventueel al iets zeggen over die stip?

Krijgsman: Als alles hier ingeregeld is en goed loopt en alle overgangszaken bij de deelnemers duidelijk zijn, kunnen we kijken naar wat we over drie tot vijf jaar doen. Een optie zou dan bijvoorbeeld kunnen worden dat we ons huidige multi-opf met twee compartimenten omvormen naar één ondernemings-pensioenfonds of een algemeen pensioenfonds (APF).

De Lange: Krachtens de voorgestelde APF-wetgeving zal het multi-opf als rechtsvorm vijf jaar na ingangsdatum van deze wetgeving ophouden te bestaan. We weten dus dat we in elk geval nog niet klaar zijn.

Auteur: Baart Koster

Fotograaf: Bettina Traas