Wieteke Graven

PROGRESSIEF NEDELAND LOOPT ACHTER OP ARBEIDSMARKTPARTICIPATIE

Afgelopen september verscheen het rapport ‘Het potentieel pakken: de waarde van meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt’. Wieteke Graven en haar collega’s hebben op basis van het wereldwijde McKinsey Power of Parity rapport, dat de arbeidsmarkt van maar liefst 80 landen in kaart gebracht heeft, de specifiek Nederlandse situatie nader onder de loep genomen. Niet alleen omdat meer gelijkheid tussen werkende mannen en vrouwen Nederland grote voordelen biedt, óók omdat de Nederlandse situatie een heel bijzondere is. “Er is niet één enkele oplossing voor dit vraagstuk. Wij stellen vast dat je echt een integrale aanpak nodig hebt.”

Het rapport dat op tafel ligt is een specifieke uitwerking van het mondiale rapport ‘The Power of Parity’ voor de Nederlandse arbeidsmarkt. ‘The Power of Parity’ verscheen in 2015 en werd gepubliceerd door McKinsey Global Institute (MGI), McKinsey’s mondiale onafhankelijke denktank die gefinancierd wordt McKinsey’s partners, legt Graven uit. “MGI doet onderzoek naar en rapporteert over economische thema’s die de partners binnen McKinsey hoog op de agenda hebben staan. Zo kijkt MGI naar onderwerpen als ‘the future of work’ en ‘Artificial Intelligence’, en is ook diversiteit en inclusiviteit op de arbeidsmarkt een thema dat ons aan het hart gaat.” Los van de ethische kant en economische voordelen van meer en gelijkwaardige arbeidsparticipatie van vrouwen, was er nóg een belangrijke prikkel om de Nederlandse situatie aan een nauwgezet onderzoek te onderwerpen, legt Graven uit. “We kwamen namelijk al snel tot de conclusie dat de Nederlandse arbeidsmarktsituatie een heel bijzondere is. Dat is des te opvallender, omdat we Nederland niet vergeleken met exotische landen, maar met de omliggende landen, die veel op ons lijken.”

Het uit het onderzoek voortspruitende rapport ‘Het potentieel pakken’, rapporteert over de saillante arbeidsmarktverschillen. Graven: “Zo bleek dat ons als progressief te boek staande land op het thema arbeidsmarkt emancipatie achterloopt. In een van de eerste hoofdstukken van ons rapport constateren we dat we eigenlijk een heel goede maatschappelijke basis hebben voor gelijkheid tussen geslachten, zoals bijvoorbeeld wettelijke bescherming en de positie in het onderwijs. Maar dat opgebouwde maatschappelijke kapitaal blijken we vervolgens niet volledig in te zetten op onze arbeidsmarkt. We hebben samengewerkt met onze McKinsey-collega’s uit Boston, die ‘the Dutch’ ook als heel progressief zien, echt als ‘ahead of the pack’. Die waren ook verrast door onze situatie.”

Wat viel jullie concreet op?

Bijvoorbeeld dat Nederlandse vrouwen 27 uur per week in deeltijd werken, versus 37 uur voor Nederlandse mannen, terwijl het Europese gemiddelde voor vrouwen in deeltijd op 31 gewerkte uren per week komt. Daarmee scoren wij het slechtst in West-Europa. Overigens is een conclusie in ons rapport tevens dat de parttime optie ook veel vrouwen aan de slag heeft geholpen. Alleen zie je dat we parttime inmiddels als de norm zijn gaan beschouwen. Terwijl in de tussentijd in het hoger en wetenschappelijk onderwijs de vrouwen licht oververtegenwoordigd zijn, is het aantal vrouwen dat in deeltijd werkt nog steeds een stuk hoger dan mannen. Het aantal vrouwen dat minder dan 28 uur per week per werkt is 51%, 3 keer zo hoog als het aantal mannen. Dat zet wel aan het denken. Onze conclusie is ook dat er belangrijke voordelen aan kleven als we dat aantal gewerkte uren iets omhoog kunnen brengen: voor individuen, voor het bedrijfsleven en de economie en maatschappij in zijn geheel.

Jullie constateren dus dat het aantal vrouwen dat hogere opleidingen volgt zelfs iets groter is dan het aantal mannen. Waar gaat het dan precies mis?

Al op redelijk jonge leeftijd. Het Sociaal Cultureel Planbureau deed begin 2018 een interessant onderzoek dat uitwees dat op MBO-niveau 60 procent van de recentelijk afgestudeerde jonge vrouwen al direct in hun eerste baan parttime ging werken. Deels gebeurt dit omdat we een arbeidsmarktstructuur hebben gecreëerd waarbij er heel veel deeltijdbanen worden aangeboden. Maar, en dat is interessant, tevens geldt dat een aanzienlijk deel van de vrouwen, vooruitlopend op wat mogelijk komen gaat, kiest voor deeltijdwerk. Dus het loopt eigenlijk al meteen scheef. Hogeropgeleide vrouwen werken wel minder vaak in deeltijd en jongere vrouwen werken al wel meer dan oudere generaties, maar verandering gaat heel langzaam.

Kiezen die jonge vrouwen dan vanuit een soort luxe positie voor deeltijd?

Als het over beweegredenen van vrouwen gaat, is het verhelderend om dat met de motieven van mannen te vergelijken. Zo kiest bijna 20 procent van de mannen voor deeltijd werken vanwege sport en hobby’s. Daarnaast werkt een groot deel minder omdat er bij de werkgever geen mogelijkheden zijn om meer te werken. Maar vrouwen zetten hun werkende carrière daarentegen vaak op een lager pitje om meer tijd te hebben voor zorgtaken en dus niet uit luxe. Vrouwen zorgen in Nederland nog steeds anderhalf keer zoveel als mannen. Overigens zie je dat in elk West-Europees land de zorgverdeling scheef is. Nu hangt de zorg-werk verdeling samen met hoe je de zorginfrastructuur in een land inricht. Denk bijvoorbeeld aan kinderopvang en ouderschapsverlofregelingen. In het rapport tonen we dat we ook op een aantal van die lijstjes onderaan bungelen. Vergelijk je de kosten van kinderopvang, dan hebben alleen ouders in Engeland hogere kosten. In alle andere West-Europese landen is het minder duur dan in Nederland. Tevens lopen we achteraan qua aantal verlofdagen na de geboorte van een kind. En wat je ziet wanneer je al een scheve zorgverdeling hebt en je te maken krijgt met een zorginfrastructuur die allerlei haken en ogen heeft, is dat zorgtaken sneller bij vrouwen komt te liggen.

Het rapport meldt ook dat de sectoren waarin vrouwen werken verdere ongelijkheid in de hand werkt.

Dat klopt, het gaat om sectoren waar lagere salarissen worden betaald, zoals de zorg en het onderwijs. Krijg je dan als jong stel met gezinsuitbreiding of zorgtaken te maken, dan is het antwoord op de vraag wie daarvoor minder gaat werken meestal: de vrouw. Vanuit economisch oogpunt is dat ook voor de hand liggend. Daarnaast, en dat is een saillant inzicht, leerde ons onderzoek dat we in Nederland heel  uitgesproken normen en opvattingen rondom die werk-zorg verdeling hebben, die ook in stand houden dat er ongelijkheid is tussen mannen en vrouwen op onze arbeidsmarkt.

Vanuit welke moraal kijkt Nederland dan naar vrouwen op de arbeidsmarkt?

Desgevraagd geeft 98 procent van de Nederlanders aan het prima te vinden dat vrouwen werken. Vraag je vervolgens wat men een acceptabel aantal werkdagen vindt, dan zie je dat bij ouders met kinderen jonger dan vier jaar voor de moeder 80 procent van de ondervraagden vindt dat zij drie dagen of minder kan werken en dat maar 35 procent dat over de vaders zegt. Dat patroon wordt weliswaar iets minder scherp als kinderen ouder worden, maar in wat wij sociaal wenselijk vinden zie je een kloof tussen mannen en vrouwen. Iets soortgelijks zie je bij de algemene visie op kinderopvang. Dat zou niet goed zijn voor kinderen. Verder leven diepgewortelde opvattingen over passende vakken en banen voor mannen en vrouwen. Kort door de bocht: meisjes worden juf en jongens brandweerman. Door die traditionele bril wordt nog altijd naar gender en werk gekeken. Deze opvattingen die zowel terugkomen in de naaste omgeving, maar ook in de media en maatschappij, verklaren ook waarom vrouwen sneller geneigd zijn parttime te gaan werken.

Tegen die achtergrond lijkt het een heel complexe uitdaging om ongelijkheid op de arbeidsmarkt effectief aan te pakken.

Dat is het ook en er is dan ook niet één enkele oplossing voor dit vraagstuk. We hebben de afgelopen jaren gezien dat er veel verschillende maatregelen zijn genomen. Naast fiscale stimulering is er bijvoorbeeld ook veel aandacht besteed aan het opleiden van vrouwen in bètastudies. Met wisselend succes. Wij stellen na bestudering van het Nederlandse arbeidsmarktvraagstuk vast dat je echt een integrale aanpak nodig hebt, wat inhoudt dat je op al die dimensies tegelijk en met alle betrokken partijen tegelijk eraan moet werken.

Kun je voorbeelden geven van concrete aanbevelingen die jullie in het rapport doen?

Wij hebben zes aanbevelingen gedaan, ook gebaseerd op onze kennis en ervaring bij grote verandertrajecten in het bedrijfsleven. Bijvoorbeeld dat structurele verbeteringen beginnen met het formuleren van heldere, concrete en ambitieuze doelstellingen. Daarnaast moet de zorginfrastructuur op orde worden gebracht, wat betekent dat we het op het niveau van de andere West-Europese landen brengen. Daarnaast moet het aantrekkelijker worden om meer uren te werken, ook financieel. Ook bevelen we een levensfase aanpak aan, want het Nederlands bedrijfsleven is heel goed in het faciliteren van mensen om minder te gaan werken, alleen zien we dat diezelfde push om mensen meer te laten werken minder wordt gegeven. Daar zouden we binnen cao’s en het bedrijfsleven zelf meer aandacht voor willen. Bovendien hadden we het net al over onze culturele opvattingen, heel belangrijk is dat gewerkt wordt aan die beeldvorming. Wij zien daar kansen, want je kunt daarin veel breder werken dan alleen met een overheidscampagne. Ook bedrijven en maatschappelijke organisaties hebben de middelen in huis om te laten zien waarom het goed en relevant is dat meer vrouwen meer werken. Als dat simultaan gebeurt, versterk je de juiste beeldvorming op een heel effectieve manier. En creëren we met zijn allen een veel positiever beeld over werkende moeders, zorgende vaders of kinderopvang. Als dat eenmaal gaat rollen, dan zul je ook meer vrouwen zien doorstromen en zal je het aantal positieve rolmodellen voor meisjes zien stijgen, wat de ontwikkelingen weer een verdere push geeft.

Wat is tot slot jouw kernboodschap?

We moeten er ons bewust van zijn dat bij de door ons aanbevolen integrale aanpak van het arbeidsmarktsysteem en zorginfrastructuur, ongelooflijk veel waarde schuilt in samenwerking. Veel bedrijven wisselen al kennis op dit gebied uit. Ministeries werken ook steeds nauwer samen op dit thema. De volgende stap is een maatschappij brede samenwerking tussen de overheid, het bedrijfsleven, sociale partners, academici en maatschappelijke instellingen. Dat is nodig om tot de nieuwe aanpak voor dit complexe, maatschappelijke probleem te komen. Want dat zal uiteindelijk tot een 1+1=3 impact leiden. Die samenwerking zien we nu helaas nog te weinig. Verder geloof ik erin dat mensen door bewustwording van de feitelijke situatie al heel vaak tot de juiste actie komen. Ons rapport geeft de nodige aanknopingspunten voor organisaties om eens verder in kaart te brengen: Hoe zit dat nu eigenlijk bij ons? En tot slot denk ik dat er heel veel waarde zit in een actieve dialoog tussen werkgever en werknemers, man of vrouw. Doe dat niet sturend, maar met een open onbevooroordeelde houding. Waarbij je als werkgever simpelweg de vraag kan stellen : wat heb je nodig om meer te kunnen werken?

Tekst: Baart Koster

Foto: Bettina Traas